Ik lees terug in een oud notitieboekje. Maart 2022, drie jaar geleden. Ik had opgeschreven: “Jezelf kwijt twijfelen.” Zo erg aan jezelf twijfelen dat je niet meer weet waar je het moet zoeken.
En mijn eerste beweging was om in onzekerheid steun te zoeken bij anderen. Die vervolgens goedbedoelde adviezen en perspectieven gaven vanuit hun eigen ervaring. Eigenlijk bedoeld om te helpen, maar vaak brachten ze méér ruis.
Dus als ik me nu onzeker voel, adem ik uit. Stop ik met zoeken buiten mezelf, maar creëer ik ruimte om te voelen. Ga ik iets anders doen, wandelen, sporten en laat ik los in vertrouwen dat het antwoord vanzelf komt. Het antwoord komt als ik zelf meer aanwezig ben in mijn lichaam dan alleen in mijn hoofd.
Vanuit deze aanwezigheid kan ik ook weer sparren met de ander, maar dan vanuit mezelf. Niet vanuit de ander.
We kunnen door de buitenwereld aan onszelf gaan twijfelen. Aan wie wij zijn, of wat wij willen. Uiteindelijk maakt de visie van de buitenwereld niet uit. Het gaat om wat jíj voelt en ervaart. Wat jij wilt en waar jij blij van wordt. Op jezelf durven vertrouwen kost tijd en aandacht. En gaat over je omringen met mensen die je ruimte bieden om je eigen antwoorden te vinden.
Net zoals schildpad.
De schildpad – door Toon Tellegen
‘Weet jij eigenlijk wel zeker dat jij de schildpad bent, schildpad?’ vroeg de krekel op een ochtend aan de schildpad.
De schildpad keek hem beduusd aan en begon na te denken. Na een tijd zei hij: ‘Nee. Dat weet ik niet zeker.’ Somber gluurde hij onder zijn schild vandaan naar de krekel.
‘Ik wel,’ zei de krekel. ‘Ik tsjirp, dus ik ben de krekel.’ Hij maakte een sprongetje van plezier. Ik doe niets, dacht de schildpad. Maar dat is volgens mij niet genoeg om de schildpad te zijn.
De kikker had het gesprek gehoord en zei: ‘Ik kwaak, dus ik ben de kikker.’
‘Inderdaad, kikker, inderdaad,’ zei de krekel. ‘Jij kwaakt, dus jij bent de kikker.’
Zij sloegen elkaar op de schouders en keken de schildpad tamelijk meewarig aan.
Zou ik dan misschien niet de schildpad zijn? dacht de schildpad. Maar wie zou ik dan zijn…? Als ik nou eens denk: ik schuifel, dus ik ben de schildpad… Hij schuifelde wat heen en weer. Nee, dacht hij. Dat is niets. Er schuifelen er trouwens zoveel.
De schildpad voelde zich eenzaam en onzeker, terwijl de krekel en de kikker vrolijk wegliepen, elkaar op de schouders sloegen en zongen: ‘Wij weten wie wij zijn!’
Toen klonk er opeens een geraas vanuit de top van de eik, waaronder de schildpad stond. Het was de olifant die daar bij zonsopgang naar toe was geklommen. Nu viel hij. ‘Ik val…’ kon hij nog roepen. Toen viel hij met een zware slag op de grond vlak naast de schildpad.
Dat is de olifant, dacht de schildpad somber. Dat staat vast.
Even later sloeg de olifant zijn ogen op. ‘Hallo schildpad,’ zei hij zachtjes.
‘Weet je zeker dat ik dat ben?’ vroeg de schildpad verbaasd. ‘Weet je dat echt zeker?’
‘Ja,’ kreunde de olifant. ‘Wie zou je anders zijn?’
‘Dat weet ik niet,’ zei de schildpad.
‘Nou dan,’ zei de olifant en met een pijnlijk gezicht voelde hij aan de enorme bult op zijn achterhoofd.
De schildpad had de krekel en de kikker wel achterna willen hollen. Maar ja, dacht hij, als ik dat doe geloven ze helemaal niet dat ik de schildpad ben. En dus bleef hij stil staan, in het gras, onder de eik, en zei zachtjes tegen zichzelf: ‘Hallo schildpad. Hallo.’